Schouder

Algemeen

Doordat het schoudergewricht een kogelgewricht is heeft het een hele grote mate van beweeglijkheid. Helaas gaat beweeglijkheid ten koste van stabiliteit waardoor er ook aan de schouder een heel aantal aandoeningen kunnen optreden.

Anatomie (bouw) van de schouder

De schouder is net als de heup een kogelgewricht. Hierbij is het hoofd van het opperarmbeen (humerus) de kogel en de kom (fossa glenoidalis) zit in het schoudergewricht van het schouderblad (scapula). De schouder vormt de verbinding tussen romp en bovenarm. Doordat het een kogelgewricht is, heeft de schouder een grote mate van beweeglijkheid. Een grote beweeglijkheid gaat echter ten koste van de stabiliteit. De rotatorenmanchet is een groep van vier spieren die in grote mate bijdragen aan de stabiliteit van het gewricht. Ook zijn er verschillende banden en pezen die de botverbindingen ondersteunen. Een band verbind twee botstukken (of kraakbeen) met elkaar. Een pees verbindt een spier met een bot.

OCD van de schouder

OCD staat voor osteochondritis dissecans en kan in verschillende gewrichten voorkomen. OCD komt voornamelijk voor in het schoudergewricht van jonge, grote honden. Als de hond deze aandoening heeft zit het meestal in beide schouders, ook al loopt de hond maar aan één kant mank. Er zijn verschillende oorzaken bekend. Zo is er een genetische factor (vaker bij Border collie’s en Duitse herders) maar er zijn ook omgevingsfactoren bekend zoals een snelle groei en een overmatige inname van calcium. De aandoening kan worden opgespoord met behulp van röntgenfoto’s. Bij OCD ontwikkelt de kraakbeenlaag zich niet goed en deze wordt hierdoor aangetast. De aangetaste kraakbeenstukjes raken los van het bot en komen los te liggen. Soms kan er ook een soort ‘flap’ van kraakbeen ontstaan. Uiteindelijk zal OCD eigenlijk altijd tot artrose leiden. Één van de symptomen is mank gaan lopen. De beste behandeling voor deze aandoening is chirurgie. Hierbij worden de beschadigde delen van het kraakbeen, evenals de eventuele losse stukjes kraakbeen, verwijderd. Na de operatie kan alsnog artrose ontstaan, maar hoe eerder de aandoening ontdekt wordt, des te groter de kans op een goed herstel.

Schouder luxaties

Omdat de schouder een hele grote mobiliteit heeft, is de stabiliteit van het gewricht gering. Als de spieren die het gewricht op zijn plek houden beschadigd raken, is er een kans op een luxatie (ontwrichting) van de schouder. De meeste ontwrichtingen gebeuren na een trauma.
Een luxatie kan in elk leeftijdscategorie en ook bij elke rashond voorkomen maar komt zelden voor bij katten. Een hond met een schouderluxatie loopt vaak kreupel, leunt niet op de aangedane poot en houdt deze gebogen. Soms kan de hond zijn poot ook naar binnen of naar buiten gedraaid houden. Er is naast lichamelijk onderzoek ook een röntgenonderzoek nodig om de diagnose te kunnen bevestigen. Normaal gesproken wordt er eerst geprobeerd om van buiten af door middel van verschillende technieken het gewricht weer op de juiste plek te zetten. Vaak wordt het dier hierbij onder narcose gebracht. Om de kop weer in de kom te krijgen is het noodzakelijk dat de spieren ontspannen zijn. Als het gewricht stabiel genoeg is, dat wil zeggen er moeten normale bewegingen uit te voeren zijn met de schouder zonder dat deze weer uit de kom schiet, wordt er voor 10 à 14 dagen een spalk aangebracht. Als het gewricht niet sterk genoeg is of als er een aangeboren afwijking aan ten grondslag ligt, kan er geopereerd worden. Hierbij wordt een pees van een bepaalde spier (de m. biceps brachii, de ‘buiger’ van de voorpoten) gebruikt om het gewricht meer stabiliteit te geven. Dit gaat wel ten koste van de mobiliteit, maar aangezien de schouder van zichzelf een erg grote mobiliteit heeft zal de hond hier geen hinder van ondervinden. Deze methode vereist geen implantatie van orthopedische producten zoals schroeven en platen. De meeste honden zullen na de operatie pijnvrij zijn en weer op hun poot kunnen staan. Wel treedt er relatief vaak atrofie van de schouderspieren op. Net als bij de methode van buitenaf zal er voor ongeveer 10 à 14 dagen een spalk worden aangebracht. Hierna zullen er nog voor ongeveer 6 à 12 weken geen ongecontroleerde bewegingen mogen worden uitgevoerd. Wel zal er aan de riem moeten worden gewandeld en zullen er bewegingsoefeningen moeten worden gedaan.

Contractuur van de infra- en supraspinatus

Een contractuur, of fibrose, treedt op als er weefsel wordt vervangen door bindweefsel. Hierdoor wordt de spier korter en treedt er functieverlies op. De infra- en supraspinatus spieren zijn allebei spieren van de zogeheten rotatorenmanchet in de schouder. De aandoening komt het meest voor bij volwassen, sportieve honden en ontstaat meestal na een verwonding. Hierdoor wordt er gezond spierweefsel afgebroken en wordt er op deze plek in plaats van nieuw spierweefsel, bindweefsel gevormd. Een symptoom van een contractuur van de infra- en supraspinatus spier kan kreupelheid zijn van de voorpoot. Ook kan het zijn dat er een zwelling rond de schouder komt.
Er is geen medicamenteuze behandeling mogelijk, de enige behandeling is chirurgie. Bij deze operatie wordt de spier doorgesneden op het punt waar hij over de schouder heen loopt. Deze ingreep heet een tenotomie. Na de ingreep is er weer een normale beweeglijkheid van de schouder en de kreupelheid zal ook over zijn. Meestal is de hond volledig genezen en zal het dier na ongeveer 2 maanden zijn normale activiteiten weer kunnen uitvoeren.

Biceps problemen

Algemeen

De biceps spier is een spier in de voorpoot die ervoor zorgt dat de poot kan buigen. In de volksmond wordt deze spier bij de mens ook wel ‘spierballen’ genoemd.
De biceps pees hecht vast aan het schouderblad en gaat door het schoudergewricht naar de humerus (bovenarm). Hier loopt de pees over in de spier en hecht vervolgens aan de botten in de onderarm (spaakbeen en ellepijp).

Biceps ruptuur

Deze schouderaandoening wordt gekenmerkt door het scheuren van de bicepspees op de plek van de aanhechting met het schouderblad. Dit kan veroorzaakt worden door trauma of een slechte doorbloeding. Als gevolg hiervan ontstaat er een ontsteking van het synoviaal vloeistof rond de biceps-pees; een zogenaamde biceps tenosynovitis. De voornaamste klacht is mank gaan lopen. Sommige honden beginnen ineens mank te lopen, bijvoorbeeld na een trauma, bij anderen honden begint het mank lopen veel geleidelijker. Een ruptuur komt voornamelijk voor bij volwassen, grote honden. Af en toe komt het probleem aan beide zijden voor. Het is na OCD (osteochondritis) de meest voorkomende aandoening van de schouder.
Door middel van een röntgenfoto kan er gekeken worden naar aanwijzingen voor een ruptuur. Artroscopie of een echo is nodig om het vermoeden te bevestigen. In sommige gevallen geeft een conservatieve behandeling verbetering. Als de klachten echter blijven aanhouden kan er het best worden geopereerd. Hierbij wordt de biceps pees op de plek van de aanhechting met de schouder doorgesneden. Na enige tijd zal de spier vastgroeien aan het bot van de bovenarm (humerus). De meeste honden herstellen vrij snel en goed. Als de klachten niet weg zijn na de operatie kan het zijn dat er nog een ander schouderprobleem aanwezig is of dat er artrose is opgetreden.

Biceps tenosynovitis

Biceps tenosynovitis is een ontsteking van de biceps pees en de peesschede. De peesschede is de omhulling van een pees die zorgt voor bescherming. De oorzaken van een tenosynovitis zijn herhaalde letsels aan de biceps pees, een acuut trauma of osteochondritis (OCD) van het schoudergewricht. De meeste honden die deze aandoeningen ontwikkelen zijn volwassen en middelmatig tot groot. Kleine honden kunnen echter ook een tenosynovitis ontwikkelen. Een symptoom van synovitis is kreupelheid. Dit kan zowel met tussenpozen optreden of continu aanwezig zijn. Meestal wordt de kreupelheid erger bij beweging. Kreupelheid kan echter bij tal van aandoeningen optreden en is dus niet specifiek voor een tenosynovitis. De definitieve diagnose zal met behulp van artroscopie gesteld moeten worden.
De behandeling van een biceps tenosynovitis bestaat uit bewegingsrestrictie, zorgen voor gewichtsverlies  en ontstekingsremmende medicijnen (NSAID’s). Als deze behandeling niet aan slaat (in ongeveer 50% van de gevallen) kan er chirurgisch worden ingegrepen. Dit gebeurt op dezelfde manier als bij de biceps ruptuur. Hierbij wordt de biceps pees van de aanhechtingsplaats aan de schouder doorgesneden. Na enige tijd zal de spier vastgroeien aan het bot van de bovenarm (humerus).
Vlak na de operatie is het belangrijk om de activiteit van de hond te beperken. Na 4 tot 6 weken zal de hond hersteld zijn.

Avulsie fractuur

Een avulsiefractuur ontstaat door een te grote trekkracht van een pees aan het bot. Er zal eerder een stuk bot dan een stuk pees afscheuren omdat pezen meer trekkracht kunnen verdragen. Symptomen zijn kreupelheid en niet meer op de poot kunnen staan.
Een soort avulsiefractuur die voorkomt in de schouder is die van het tuberculum (knobbel) supraglenoidale. Aan deze knobbel zit de biceps spier vast die ervoor zorgt dat de poot kan buigen. Fracturen in deze regio genezen moeilijk doordat de biceps een krachtige spier is. Deze fractuur komt vooral voor bij jonge honden omdat de botgroei in dit stuk nog niet volledig is. De fractuur kan ook in oudere honden voorkomen. Omdat het een fractuur is ín het gewricht is er altijd een operatie nodig. Bij deze operatie wordt een stuk van de knobbel ‘doorgesneden’ zodat het gewrichtsoppervlakte bereikt kan worden. Fixatie wordt uitgevoerd met behulp van een grote schroef of met pinnen en een draad. Het tweede is moeilijker omdat er in de buurt een zenuw loopt, maar heeft als voordeel dat de pinnen niet kunnen buigen door de grote krachten terwijl dat bij een schroef wel kan gebeuren.
Een avulsiefractuur kan acuut tot uiting komen tijdens een periode van veel beweging.