Cato, afscheid van een hond

Als je dit leest ben ik er niet meer. Daar moet je niet van schrikken, dat deed ik ook niet. Het is wel een moment om eens terug te kijken. Iets in de trant van “hoe was het ook al weer, en dan vooral, hoe leuk was het.” Nou moet je niet zeggen: “dat kan niet, een hond heeft geen geheugen. Voor deze ene keer lukt me dat wel. Trouwens er zijn meer onmogelijkheden; heb je wel eens een hond gezien die typen kan en wat denk je van het dichtlikken van de envelop en op de post doen van de brief? Nou dan!!”

Kortom, hoe was het ook al weer?

Alles was verbazingwekkend groot. Dat komt natuurlijk omdat een puppy klein is. In het begin is die grote wereld nog niet zo beangstigend. Dat kwam eigenlijk pas, toen mijn baas me uitliet op dat grasveld naast die sloot aan de Hulststraat. Ik ben maar meteen diep immekaar gedoken gaan zitten zodat alleen mijn neus boven het gras uitkwam. Ja je weet nooit welke gevaren een pup bedreigen.
Verder was de wereld natuurlijk een uitdaging, daar ging je blaffend op af. Ook op die grote hond die ineens wel beet en op dat stekelige bessenheggetje dwars in de tuin. Ik heb daarna nooit meer grote honden vertrouwd en dat heggetje, daar ben ik nooit meer onderdoor gegaan. Over geheugen gesproken!!
Het bleef ook allemaal leuk. Uitgelaten worden en uitgelaten doen, daar hebben ze heel wat van geleerd hoor bij die wat gereserveerde Kamermansboel daar op nr. 14. Vooral Frank zag toen wel wat in me. Daar heb ik hem later altijd voor beloond door hem altijd als eerste op mijn uitbundige begroeting te zetten. Job had het wat dat betreft een stuk moeilijker, maar later hebben hij en ik elkaar echt leren waarderen. Het is best lekker om op maandag door iemand vertroeteld te worden.
We hadden het over het begin. Een beetje klein en een beetje onzeker. Zo begonnen we ook aan vakanties. De Ourthe in België staat me nog bij. Wild schuimend water waar Nanne, Heleen en Frank doorheen voeren in een kano. “Schuim”, dacht ik, “daar kun je op staan” en ik sprong. Tien meter verder kwam ik pas weer boven en kon ik ademhalen. Dat schokt een hond. Later, in het rubberbootje van Rutger, met poten stijf van de angst wegdrijven over aanmerkelijk minder heftig water, met een lachende baas op de kant, gaf ook al te denken. Tja, mensen hebben hun gebreken dat weet elke hond, maar zoek maar iets beters. Je kunt leuk met ze mee lopen door allerlei berggebieden en dat gaf in het begin zeker veel voldoening. ‘t Is best leuk al die grote dansende, deinende of log voortgaande honden achter je te laten wanneer je in je eigen vloeiende middelgrotehonden stijl stijgt en daalt. Daar zie je toch weer echt karakter, waar een doodgewonde straathond zijn doorgefokte rasgenoten werkelijk de baas is. “Klasse verraad zich nooit” dacht ik toen en ze waren het met me eens.
Zo loop je dan een heel hondenleven door. Het bleef bij lopen, niet meer. Nee, achter het stuur hebben ze me nooit gekregen en een invalidenkar daar waag ik me niet aan. Al met al duurt zo’n wel leven wel kort allemaal, maar hoe kan dat ook anders met mijn hondengeheugen.
De laatste tijd zitten ze een beetje met me. M’n baas steekt allemaal meewarige preken tegen me af en m’n meest geliefde, mijn bazin, kijkt en zucht alleen maar en dat doet echt pijn.
Tja, ik ben nog maar eens begonnen over de lol die we hadden toen ik achter die franse schapen aanzat. Ik blafte het allemaal luid en duidelijk. Ze begrepen me niet, dachten alleen maar dat ik weer naar binnen wilde en zeiden “schuur” omdat ik voor de verkeerde deur stond.
Ja, zo zijn er nog wel wat misverstanden geweest. Dat neem ik ze niet kwalijk, dat gebeurde misschien over en weer. We hebben elkaar op dat punt niets te verwijten.
Misschien alleen die treurige houding en die omfloerste blik van de laatste tijd. Al die verhalen van “we vergeten je niet” en “zielig voor je.” Dat had toch wel wat anders gekund. Ik voel me alleen maar een beetje heel erg moe. Dan heb je best zin in eindeloos slapen. Daarin zijn we met z’n allen heus niet zo erg verschillend. Trouwens, er is veel meer overeenkomst. Is het niet die Youp, ja Youp van het Hek die dat liedje zong van “Leef toch je leven.”

Dat heeft ie van mij hoor.

Ik heb het geleefd.
Ik heb wat geblaft.
Ik heb wat gesprongen.
Mijn staart heeft gekruld en het eten was best.
Ach m’n baas die verbood, maar zij zat te lachen
en ik dacht: “‘t is goed zo en ik heb lak aan de rest”.

Ik leefde m’n leven steeds al het allerlaatste uur.
Bij mij was dat bijna 17 jaar lang.
Dat is heel wat voor een hond.

Cato